(Aardenburg 10 febr. 1805-’s-Gravenhage 4 april 1865). Letterkundige.
Van 1822-1829 ambtenaar op het kantoor van registratie te Oostburg, sinds 1829 klerk, sinds 1858 commies bij het Ministerie van Financiën te ’s-Gravenhage. Hij schreef Gedichten (1838), vertaalde Evangeline van H.W. Longfellow (1856) en Liefde en Leed, Holty’s liefste liederen nagezongen (1864) en publiceerde in proza en poëzie vele bijdragen in tijdschriften, o.a. Herinneringen aan Aardenburg (Cadsandria, 1857).LITERATUUR
Nagtglas, Levensberichten. N.N.B. W. III. S.J. van den Bergh, Levensschets van Bartholomeus Philippus de Kanter, Levensberichten Nederlandse Letterkunde 1866.