(Zierikzee, 17e eeuw). Augustijn.
Had in 1639 een statie in zijn geboortestad waar hij ondanks de Reformatie bleef doorwerken en ook meermalen het platteland van Schouwen bezocht. In 1642 vermeldt zijn prefekt Paludanus: ‘Zijn standvastigheid en geduld blonk in het vorige jaar bijzonder uit bij het verduren van de ongemakken van de gevangenis en in het betalen van het hoge → losgeld→ . Maar terwijl hij zich tegen dergelijke andere rampen schrap zet, gaat hij van zijn standplaats niet weg, ofschoon hij stellig weet, dat hem nog grotere moeilijkheden en grotere rampen bedreigen, als hij opnieuw wordt betrapt’. In het missieverslag van Rovenius (1642) wordt de statie nog vermeld, in het verslag van Neercassel (1668) niet meer.LITERATUUR
Bijdrage tot de geschiedenis van het bisdom Haarlem LIII, 108-110.