of spinschijfjes, gebruikt voor wol of linnen; ronde kralen met een doorboring in het midden, van 2 tot 5 cm doorsnee. In de prehistorie gemaakt van ruw aardewerk met soms inkepingen als versiering.
In de Romeinse en Merovingische tijd ook van glas. De klosjes worden met stokjes gebruikt bij de vervaardiging van draad.Bron: G. Beex in Brabants Heem XXII-I.