een rechthoekige houten kast, die vroeger aan de muur van een dorpskroeg hing met gleufjes van voren en met de hand geschilderde nummers van 1 tot 40. De bedoeling van deze kast was dat de klant minstens een maal per week in de gleuf bij het hem toegekende nummer een bedrag(je) stopte, dat door de kastelein wekelijks geteld en geregistreerd werd.
Tijdens de jaarlijkse kermis werd dit bedrag uitgekeerd en besteed, meestal in dezelfde kroeg. Van de rente van het geld werd jaarlijks voor de spaarders een feestavond georganiseerd, waarbij de kastelein het ontbrekende geld zelf bijlegde.