pseudoniem van dr. Mark Prager Lindo (Londen 1819-’s-Gravenhage 1877), leraar, lector, hoogleraar en auteur; kwam in 1838 als onderwijzer naar Nederland.
In 1853 werd hij in Utrecht doctor honoris causa na het schrijven van aantekeningen op Shakespeare’s Macbeth. Gesteund door die nieuwe kwaliteit bracht hij het tot lector en hoogleraar Engels aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda, dit bleef hij tot 1865. Vanaf 1859 woonde hij in Princenhage. Met zijn vriend en collega Lodewijk Mulder richtte hij in 1956 de Nederlandsche Spectator op, daarin publiceerde hij onder meer Afdrukken van Indrukken, Brieven en Ontboezemingen van den ouden Heer Smits (eerder verschenen schetsen in de Arnhemse Courant van 1850-53), Familie van ons (1855), Bekentenissen eener jonge dame (1857, later herdrukt als Brieven van Clementine, 1858), Eventjes over de grenzen (1863), Uittreksels uit het dagboek van wijlen den Heer Janus Snor (1865). Daarnaast vertaalde hij onder meer zijn grote voorbeelden Thackeray, Scott en Sterne.