(’s-Hertogenbosch 1883-1972), geboren uit Haagse ouders studeerde hij rechten en promoveerde in 1911 onder prof. mr. R.
Fruin. Reeds eerder was hij „anoniem” begonnen artikelen te publiceren: in 190 ,,Een kerk in moderne stijl” (St. Jacobskerk te ’s-Hertogenbosch) en „Kunst aan het Volk” in 1908 in Het Huisgezin.In 1908 werd hij volontair aan het rijksarchief in Den Bosch; de jaren 1910 en 1911 verbleef hij in Amsterdam en Brussel ter voorbereiding van zijn dissertatie „Het Brabantse jachtrecht voor de regering van Karel den Stouten” (1911). In 1913 werd hij benoemd tot adjunct-commies aan het Rijksarchief te ’s-Hertogenbosch en werd vervolgens in 1944 benoemd tot Rijksarchivaris in Noord-Brabant, welke functie hij tot 1949 zou bekleden.
Smit was een veelbetekenend figuur in het historisch-cultureel leven van Noord-Brabant; hij was secretaris van het Provinciaal Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen in 1914, waarvan hij de bibliotheek en de bezittingen reorganiseerde en een catologus van de oudheidkundige collectie samenstelde. In 1921 werd hij inspecteur van de gemeente en waterschapsarchieven in de provincie Noord-Brabant, welke functie hij vervulde tot zijn pensionering op 1 januari 1955.
In vakbladen en periodieken publiceerde hij over uiteenlopende onderwerpen; hij gaf o.m. een cursus aan de Volksuniversiteit over de geschiedenis van Noord-Brabant, in het bijzonder over ’s-Hertogenbosch. Steeds meer ging zijn interesse uit naar de heraldiek; in Taxandria, later in de Brabantse Leeuw, beschreef en verklaarde hij de wapens van vele gemeenten; speciaal het wapen en de vlag van Brabant hadden zijn bijzondere aandacht. In 1957 verscheen zijn grote werk: De Brabantsche beelden en teekens van recht. Hij bekleedde diverse andere functies: was o.m. president-curator van het Stedelijk gymnasium, waarvan zijn vader rector was geweest, en plaatsvervangend rechter in de arrondissementsrechtbank te ’s-Hertogenbosch. In 1923 werd hij lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde; in 1950 volgde zijn benoeming tot officier in de Orde van Oranje-Nassau.
Smit gaf enkele bundels sonnetten uit, waarvan de bundel uitgegeven ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag gedrukt werd in de letter, ontworpen door zijn zoon L. H. D. Smit uit Amsterdam. Zijn particuliere bibliotheek behoorde tot een der beste van Brabant, waarvan het pronkstuk de verzamelde werken van Horatius vormde, bestaande uit 500 verschillende edities.