(Raamsdonkveer 1888-Huis ter Heide 1957), musicoloog; studeerde op het klein seminarie Beekvliet te Sint-Michielsgestel en voltooide zijn studie theologie en filosofie op het groot seminarie in Haaren; werd in 1912 tot priester gewijd, was daarvoor reeds werkzaam als muziekleraar; verbleef gedurende de jaren 1915-17 in Wenen, waar hij promoveerde. Hij nam muzieklessen aan het Conservatorium te Amsterdam bij Anton Averkamp.
In Wenen aan de Akademie für Musik und darstellende Kunst nam hij les bij Guido Adler. Vanaf 1919 gaf hij les aan het seminarie te Sint-Michielsgestel; was als directeur van de kerkmuziekafdeling verbonden aan de R.K. Leergangen te Tilburg; van 1929-34 hoofdleraar voor muziekgeschiedenis aan het Conservatorium te Amsterdam.In 1930 volgde zijn aanstelling aan de bijzondere leerstoel van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst aan de Universiteit te Utrecht; hij was de eerste hoogleraar in de geschiedenis en de theorie der Muziek in Nederland; stichtte het Instituut voor Muziekwetenschappen in Utrecht, wat wereldvermaardheid kreeg, mede door zijn gespecialiseerde bibliotheek. In 1934 werd Smijers buitengewoon hoogleraar en in 1945 hoogleraar; hij wordt beschouwd als de grootste musicoloog, die Nederland heeft voortgebracht (aldus Slagmolen); werd in 1927 redacteur van het Tijdschrift der Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis (vanaf 1945 het Tijdschrift voor Muziekgeschiedenis geheten; van 1934-57 voorzitter van de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis; van 1952-55 president van het Internationale Gesellschaft für Musikwissenschaft, lid van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen; buitenlands lid van de Koninklijke Vlaamse Academie; doctor honoris causa van de Katholieke Universiteit Leuven; voorzitter Internationale Vereniging voor R.K. Koormuziek; van de Nederlandse Sint Gregoriusvereniging; van de Nederlandse Klokken en Orgelraad en van de Raad voor de Kunst. Werken: studies over Josquin Des Prez’ volledig oeuvre en over De Monte, serie van Obrecht tot Sweelinck 1939 e.v., Die Kaiserliche Hofmusikkapelle van 1543 tot 1619, De Illustere Lieve Vrouwe Broederschap te ’s-Hertogenbosch van 1330 tot 1541, 1931-1943 (2 dln). Redigeerde Algemene Muziekgeschiedenis 1938-1947; schreef zelf: Van Ockeghem tot Sweelinck (1939); promoveerde op Karei Luython als Motetten-componist.
Bron: Algemene Muziekgeschiedenis; Prisma Muziek enc.