(Dordrecht 1807-Leiden 1892); theoloog, geschieden letterkundige; werd geboren te Dordrecht als zoon van de beroemde zeeschilder J. C.
Schotel; na een studie in geschiedenis en letterkunde studeerde hij theologie aan de Universiteit van Leiden; werd Nederlands Hervormd predikant te Chaam (184146), vervolgens te Tilburg (1846-62). Daarna publiceerde hij veel wetenschappelijke en historische werken, o.m.: Beoordeling der Arcadia’s (1832), Letter- en Oudheidkundige Avondstonden (1841), Tabak, koffie en thee (1848), De dood des Koning (1849), Tilburgsche Avondstonden (1850), De abdij van Rijnsburg (1851), Anna Maria Schurman (1853), Tollens en zijn Tijd (1860), Geschiedenis der Rederijkers (1861-62). Het Oud-Hollandsch Huisgezin der 17de eeuw (1867) en Vaderlandsche Volksboeken en Volkssprookjes (1873-74).