wettelijk geregeld sinds 1924, waarbij bijna alles uitsluitend om de agrarische belangen draaide; in 1983 vervangen door de Landinrichtingswet, waardoor meer aandacht aan de natuurbescherming kon worden gegeven. Door de invoering van de Ruilverkavelingswet van 1954 werd op grote schaal in Brabant tot ruilverkavelingen overgegaan.
De planvorming t.b.v. de landinrichtings- en ruilverkavelingsprojecten ligt grotendeels in handen van de hoofdingenieur-directeur voor Landinrichting, Grond- en Bosbeheer in de provincie Noord-Brabant; geschiedt onder primaire verantwoordelijkheid van de voorbereidingscommissie en de plaatselijke commissie en onder eindverantwoording van de centrale cultuurtechnische commissie. Het gaat om een geïntegreerde planvorming bijvoorbeeld op het gebied van de landbouw, natuur- en landschapbehoud en recreatie. Bij de ruilverkaveling werd een meerderheid van stemmen vereist, waarbij de meerderheid tevens moest beschikken over meer dan 50 procent van de grond in het verkavelingsgebied. Landeigenaars, die niet verschenen, werden tot de voorstemmers gerekend. Met de stem van pachters werd geen rekening gehouden. In 1974 werd de wet herzien. Op vele plaatsen in Noord-Brabant werd het landschap door de ruilverkavelingen zwaar aangetast.Bron: Stem, 13-11-82.