Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

ROSSUM, MAARTEN VAN

betekenis & definitie

(Zaltbommel 1478-Antwerpen 1555), Gelders krijgoverste, trad als heer van Rossem en Poederoyen in dienst van Karel van Egmond, hertog van Gelre en graaf van Zutphen, en werd diens rechterhand. In de jaren 1518-19 was hij Gelders bevelhebber in Friesland.

In 1528 stond hij als bevelhebber van de Gelderse troepen in Utrecht aan het hoofd van een bende die o.m. ’s-Gravenhage plunderde. Van Rossum was toch al berucht om zijn oorlogshandelingen, die altijd veel leken op ordinaire plundertochten. Hij was daartoe in zekere zin wel gedwongen, omdat Karei van Egmond al lang in conflict was geraakt met de Gelderse steden, omdat zijn oorlogen meer geld vroegen dan het land kon opbrengen. Ook Overijssel en vooral het noordoosten van Noord-Brabant, ja zelfs (153234) Oost-Friesland had ernstig te lijden onder de strijd die met name werd gevoerd tegen de centraliserende monarchie onder Karei V, die in 1516 vorst van de Nederlanden was geworden. Deze oorlog bood dus Van Rossum vooral gelegenheid om buit te behalen, daar hij van zijn heer weinig te verwachten had. Dat hebben ze in Brabant dan ook geweten.

Na Karel van Egmonds dood (1538) trad Maarten in dienst van diens opvolger Willem II van Kleef, Gulik en Berg. Hij deed in 1542 een nieuwe inval in Brabant, sloeg het beleg van Antwerpen, maar werd verjaagd. Ook in 1543 trok hij rovend en moordend door Noord-Brabant. maar toen in dat jaar Willem II Gelre bij het verdrag van Venlo aan Karel V moest afstaan, kwam daaraan een eind. Maarten van Rossum trad in dienst van de keizer en werd in 1552 benoemd tot stadhouder van Luxemburg. Hij overleed in Antwerpen.

< >