(Lith 1703-Antwerpen 1777), beeldhouwer; geboren uit het huwelijk van Engelbert Pompe en Anneke Wouters, die zich aanvankelijk in Lith vestigden en later naar Leende trokken. Al in het begin van de 1 5de eeuw komt de naam Pompe of Pompen voor, wat betreft Brabant in Leende en Sterksel; sommige leden van de familie waren burgemeester of schepen van Heeze-Leende, brouwer, koopman of geestelijke.
Over de jeugd van Walter Pompe is weinig bekend, wel dat hij leerling was in 1722 bij Michael van der Voort te Antwerpen; in 1729 stond hij in die stad ingeschreven als meester-beeldhouwer en als lid van het St. Lucas-gilde. Tijdens zijn leven was hij al beroemd: in Londen, Parijs en Rome kende en bewonderde men zijn werk. Het vroegst bekende beeld is dat van zijn vader in terra cotta uit 1723; veel van zijn werk stond in kerken en kloosters, vooral in België: zijn heiligenbeelden. Christusfiguren en zijn prachtige kleine sculpturen (engeltjes, kinderen en dieren) getuigen van de overgang van laat barok naar de rococo-stijl. De meest bekende werken van hem zijn het hoogaltaar van de St. Pieterskerk in Turnhout en het Justitiabeeld in Culemborg.
In 1931 werd door pastoor Visschers uit Antwerpen een lijst samengesteld van plaatsen en kerken met werk van Walter Pompe; in de kerk te Leende zou een Christusbeeld met kleinere sieraden staan, in een naburige kerk een levensgrote Mater Dolorosa. beelden van Ambrosius en Antonius en een mooi Christusbeeld; ook Hilvarenbeek. waar gildebeelden staan. Lith en Oirschot komen voor op deze lijst. Zijn zelfportret staat op de schoorsteenmantel van het stadhuis van Culemborg: een miniatuur zelfportret bevindt zich in het museum te Brussel.
Bron: Heemkronyk IV. 1965.