(Roosendaal 1881-Eindhoven 1948), zoon van Johannes van Poll. kapitein bij het Nederlands-Indische leger: ging na zijn opleiding aan het instituut Ruwenberg werken op de gemeentesecretarie te Teteringen: werd in 1897 corrector bij de Bredanaar. vanaf 1899 bij de Maasbode, redacteur bij de Volkscourant, die m Maastricht uitkwam. en vervolgens bij de Gelderlander. Door zijn kritiek op de gemeente wegens laksheid bij de zorg voor de arbeiders volgde ontslag bij de Gelderlander: in 1917 richtte hij zelf de Gelderse Koerier op: werd hoofdredactcur van de Nieuwe Haarlemsche Courant. bekleedde dezelfde functie bij het Limburgs Dagblad.
Vanaf 1921-33 was van Poll hoofdredacteur van het weekblad ,,De Nieuwe Eeuw”; liet daarin weer duidelijk zijn sociaal gerichte antikapitalistische politieke voorkeur blijken; gaf in 1924 weer een eigen krant uit ,,De Morgen” (25.000 exemplaren), het laatste nummer hiervan verscheen op 30 september 1938.In 1924 werd van Poll lid van de Michaël groep, een groepering van katholieken, die het oneens was met de politiek van de R.K.S.P. (Roomskatholieke Staatspartij), zij wilde een democratisering van deze partij, meer aandacht voor de minder bedeelden en minder afhankelijkheid van de christelijke coalitie. In ,.De Morgen” bracht hij deze zienswijze sterk naar voren; onder voorzitterschap van J. A. Veraart bereikte de Michaël-groep een modernisering van de R.K.S.P. en bracht zelfs twee eigen mensen in de Tweede Kamer, n.l. dr. H. W.
E. Moller en Veraart. Van Poll gaf in 1929 zijn ..Sociale politieke studies” uit. een bundeling bijdragen in de Beiaard, de Nieuwe Eeuw en De Morgen, waarin hij liet blijken een sterk voorstander te zijn van het verstrekken van renteloze leningen in deze crisisjaren.
In 1929 werd Van Poll lid van de Tweede Kamer voor de R.K.S.P. en verdiepte zich in de verhouding Nederland-Nederlands Indië, maakte in 1938 in opdracht van de R.K.S.P. een reis naar Indië in gezelschap van mr. Frans Teulings; deze reis beschreef hij in zijn verslag „Indië en wij” in 1938; hij was voorstander van een voor Indië imperiale zelfvoorziening op economisch gebied.
Ook de interne Nederlandse politiek ging hem ter harte; daarvan getuigde „Crisis en herstel” (1932; 3 delen). In 1946 publiceerde hij „Een nieuwe grondwet”. Na de oorlog werd Van Poll wederom lid van de Tweede Kamer, vnl. voor Indische zaken.
Een speciale parlementaire missie, die van 16 maart tot 26 april 1946 naar Indonesië reisde met de bedoeling een rapport uit te brengen over Van Mook stond onder zijn leiding. Bij zijn terugkeer werd de motie-Van Poll aangenomen, waarin werd bepleit Nederlands Indië een autonome bestuursvorm te geven en de Rijksconferentie ten spoedigste bijeen te roepen; hierin werkte hij nauw samen met Schermerhorn. Op 15 november van het jaar 1946 werd het akkoord van Linggadjati gesloten wat inhield: de Verenigde Staten van Indonesië, waarvan de republiek een deelstaat zou zijn. die samen met andere in een unie met Nederland verenigd zou worden. Hij ondervond in de Kamer veel tegenstand vnl. van de kant van Romme; ook in Indonesië liep alles niet volgens de bedoeling met als gevolg de eerste politionele actie (20 juli-5 aug. 1947). Van Poll was erg ontgoocheld, na deze tegenslagen werd hij journalist-directeur bij de uitgeversmij. Neerlandia in Utrecht; in het katholieke tijdschrift „Het Streven” gaf Van Poll in 1948 een samenvatting van zijn denkbeelden over de verhouding van de grondwet van Nederland tot het oorspronkelijke akkoord van Linggadjati; hij overleed in 1948.
Werk: De oorzaken van dc wereldoorlog (1915), De dreiging van het bolsjewisme (1930), Handboek der maatschappijleer (1938, samen met W. M. J. Koenraadt), Op een keerpunt van de tijd (1940), Biografieën over Mussolini, Roosevelt, Stalin, Churchill en Göring, Beschouwingen over Japan en Frankrijk.