Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

PANKEN, PETRUS NORBERTUS

betekenis & definitie

(Duizel 1819-Bergeyk 1904). schoolmeester en oudheidkundige, geboren uit zowel van vadersals van moederskant vooraanstaande Kempische families. Daar zijn vader jong stierf en zijn moeder later hertrouwde, ditmaal met Arnold Fleerakkers. verhuisde de familie in 1 826 naar Bergeyk, waar zij introk bij grootvader Willems.

In 1833 keerde Petrus echter terug naar zijn ouderlijk huis in Duizel om te gaan studeren op de kostschool van zijn oom Theo Panken. Hier leerde hij de later beroemde oogheelkundige Frans Donders uit Tilburg kennen. Als beloning voor zijn met goed gevolg afgelegde onderwijzers-diploma maakte hij voor de eerste maal een reis naar het buitenland, naar Brussel en Mechelen. Deze reis is van grote betekenis geweest voor zijn verdere leven, daar door bezoeken aan musea zijn belangstelling voor historie en archeologie gewekt werd.Deze ontluikende wetenschappelijke speurzin werd aanleiding voor zijn verdere studie; hij slaagde voor het diploma voor de Provinciale Commissie van Onderwijs in Den Bosch en studeerde in zijn vrije tijd Frans, waarvoor hij in de bibliotheek van zijn grootvader veel van zijn gading vond. Op achttienjarige leeftijd was Panken ai begonnen aan een ..Memorieboek", van dag tot dag bijgehouden, tot in de kleinste details beschreven, belangrijk wat betreft geschiedenis, oudheidkunde, volksgebruiken, plaatselijke gesteldheid enz. Ook reisbeschrijvingen zijn van hem bewaard gebleven: een Reize naar Holland (1852). naar Parijs (1855), naar Antwerpen,. Keulen, Brussel en Aken (1875), Rome-reis (1886).

Daar Panken in 1842 een vaste aanstelling kreeg als onderwijzer in Westerhoven. waarmee hij de eerste vast aangestelde rooms-katholieke onderwijzer sinds twee eeuwen werd, bleef er weinig tijd over voor zijn archeologische hobby. Toch trok hij er in zijn schaarse vrije tijd op uit en vond zo in 1843 in de Hoogen Berkt bij Bergeyk een urn met beenderen, in datzelfde jaar twee lijkbussen en kon zo na dertien heuvels te hebben doorzocht een buit van zeven urnen mee naar huis nemen.

De historicus Frederik Eyck van Zuylichem uit Utrecht toonde belangstelling voor zijn archeologische vondsten en er ontstond een vriendschap met uitwisseling van kennis en boeken. Ook dr. C.Hermans, de grondlegger van het Provinciaal Genootschap in Den Bosch, kreeg belangstelling voor Panken en droeg hem voor als lid van dit Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Er ontstond een warme vriendschap tussen beide mannen, waarbij Hermans veelvuldig en dankbaar gebruik maakt van Pankens ijver en kennis. Daarbij kwam. dat Panken bijna al zijn vondsten afstond aan het Provinciaal Genootschap. Samen stroopten zij de omgeving van Bergeyk af en deden prachtige ontdekkingen: heidense begraafplaatsen bij Deurne. op de Hooge Berkt en de Eerselsedijk werden aarden schoteltjes, roestige spijkers, koperen ringetjes en crematieresten gevonden, grafheuvels te Oerle, in Zand-Oerle bij Halve Mijl een groep van elfen een andere van zes tumuli, op de Kallenberg bij de standaardmolen, op de Molentikker te Bergeyk en deden onderzoekingen naar het voormalige kasteel der Frankische koningen onder Netersel.

Van al deze ontdekkingen maakte hij uitvoerige en gedetailleerde verslagen, die hij trouw' opstuurde naar Hermans in Den Bosch: voor het eerst verschafte hij ook volkskundige gegevens. Er volgde een ware klopjacht op charters en uitgiftebrieven, tot grote vreugde van zijn vriend Hermans. Hij bleef echter de buitenman die verkenningen in de open lucht verkoos boven studieboeken. Zijn prestige was wel dusdanig gestegen dat hij een welkom personage was op de vergaderingen van het Genootschap. Ook op het gebied van de paleontologie deed Panken belangrijke ontdekkingen zoals bij de Steensfoortse Watermolen, w aar een landbouwer grote beenderen vond. die resten van een Mammoet bleken te zijn.

In 1854 nam Panken een post aan als subontvanger van het gemaal te Westerhoven en als bestelhuishouder bij de posterijen in Riethoven en Westerhoven: verder had hij nou een onbetekenend bijbaantje alS correspondent van de Eindhovense Courant in 1860. Het onderwijzerschap ambieerde hij met meer, hij vroeg in 1862 pensioen aan.

Al gedurende dertig jaren had hij aantekeningen gemaakt van de geschiedenis van Bergeijk: deze ,,Beschrijving van Bergeik" werd uitgegeven in 1902 samen met jhr mr A. O. van Sasse van Ysselt, die de oorspronkelijke tekst sterk ingekort had en er eigen aantekeningen bijvoegde.

In 1886 vestigde Panken zich weer in Bergeyk, waar hij bij zijn halfbroer Everard introk. Daar werd hij door de schilder Derkinderen vereeuwigd op 67jarige leeftijd. Antoon Derkinderen was toen zevenentwintig jaar en bekend als historie- en landschapschilder. Door bemiddeling van de uit Schijndel afkomstige prior der Norbertijnen. Th. Ing. Welvaarts. werden artikelen opgenomen in het Vlaamse tijdschrift ,,Ons Volksleven".

In 1903 deed hij nog voor de laatste maal mee aan een opgraving in Luyksgestel. waar urnen waren ontdekt en waar hij zestig jaar eerder ook had gegraven. Daar vond hij de grootste en tevens de kleinste, van alle in zijn leven gevonden urnen.

Op 20 juli 1904 stierf hij op 85-jarige leeftijd. Hij werd begraven te Bergeyk.

Bron: H. Mandos en A. D. Kakebeeke. De Acht Zaligheden.

< >