Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

OUDENHOVEN, JACOB VAN

betekenis & definitie

(Vessem 1601-Haarlem 1690), theoloog, aanvankelijk katholiek, later dominee, geschiedschrijver en historicus. Het geslacht Van Oudenhoven ontleent zijn naam aan het naburige leengoed Oudenhoven bij Oirschot; de naam werd ook geschreven als van Audenhoven of Outhovius; van moederskant, Elisabeth Princen, stamde hij uit een eeuwenoud Vessems geslacht.

Vermoedelijk is hij niet opgegroeid in Vessem maar in Den Bosch, waar hij ook zijn intrede deed bij de paters Wilhelmieten ook wel Baselaers genoemd, in het klooster Baseldonek, een van de rijkste kloosters van de stad. Als prior was daar aangesteld Simon Pelgrom voor wie Jacob van Oudenhoven een grote bewondering aan de dag legde en van wiens historische aantekeningen hij veel profijt heeft gehad. In deze periode ontstond zijn liefde voor manuscripten, boeken en geschiedenis. Het monastieke bestaan bevredigde hem echter niet, zodat hij in 1620 op 19-jarige leeftijd uittrad en als predikant kans zag zijn studie in de theologie en geschiedenis voort te zetten.Op 28 oktober 1621 liet hij zich inschrijven aan de academie in Leiden en raakte daar bevriend met vooraanstaande Nederlanders o.a. dc Brabander Sweerts. Zijn eerste publikatie is een pamflet, gericht tegen de Jezuïeten in 1622. Toch was hij, zeker later, niet erg anti-clerus en anti-papistisch. In 1625, na het beëindigen van zijn studie te Leiden, nam hij zijn in trek te Heusden en verbleef ruim een jaar bij de fameuze theoloog Gisbertus Voetius; trad in het huwelijk met Catalyntgen van Engelen en woonde met haar gedurende vijf jaren, tot 1631. in Aalburg en Heesbeen. Daarna werd hij predikant in Nieuw-Lekkerland in de Alblasserwaard, waar hij werkte tot aan zijn emeritaat in 1665. Toch bleef hij zich Brabander voelen, getuige zijn verdediging van zijn streekgenoten tegen de noorderlingen, die meenden dat Brabanders botte en lompe mensen zijn.

In de politieke religieuze affaires van Brabant mengde hij zich maar eenmaal; hij haalde historisch bewijsmateriaal aan dat de plaats Gemert als ,,per se existens” na de overgave van Maastricht tot de Commanderij van Aldenbiezen, onder de Republiek viel.

Hij werkte niet daadwerkelijk mee aan de reformatie; op 16 oktober 1648 werd hij benoemd tot predikant van Helvoirt en Cromvoirt, gelegen in het kwartier van Oisterwijk. Hij ketste deze benoeming af onder het voorwendsel dat zijn vrouw niet wilde. Ook is in zijn geschriften niets te vinden over de beeldenstorm, hij accepteerde de hervorming louter als gegeven. Na vijfendertig jaar in NieuwLekkerland werkzaam te zijn geweest, werd hij door de Classis van Zuid-Holland geschorst en gedwongen zijn emeritaat aan te vragen. Hij verhuisde naar Haarlem en wijdde zich geheel aan de geschiedenis.

In de jaren 1665-1682 verschenen er nog vijf werken van zijn hand. Op 2 januari 1690 overleed Van Oudenhoven en werd begraven in de Grote of St. Bavo Kerk te Haarlem. Van een graf of grafsteen is niets meer te vinden.

Werk OM.: Historisch verhaal der Beginsel. Voortganck. Moordadicheyt, Leere, ende Grouwelickheden der lesuyten (1622). Oorspronck van ’s-Hertogenbosch (1629; vertaling van het werk van Simon Pelgrom; herdrukken in het Nederlands en Engels): Beschryvinge der Stadt ende Meyerye van 's-Hertogenbossche (1649), Beschryvinge van de stadt Heusden (1651). Ingebroken AlblasserWaert (1659; naar aanleiding van een grote overstroming op 30 december 1658): Haerlems Wiegh (1668) Antiquitatis Cimbricae Renovatae (1682). Bron: L. van Dijck in Varia Historica Brabantica III.

< >