(Dillenburg 1533-Delft 1584), oorspronkelijke naam Willem van Nassau-Dillenburg: zoon van Willem de Rijke en Juliana van Stolberg; deed zijn intrede in de Nederlandse geschiedenis tengevolge van een erfenis, die hij op elfjarige leeftijd kreeg van een kinderloos gestorven neef uit Breda. René van Chalon.
Hij erfde van hem o.m. het in ZuidFrankrijk gelegen vorstendom Orange. waardoor Willem zich de naam Oranje eigen maakte. Zijn vader was katholiek, zijn moeder oorspronkelijk ook doch zij ging later openlijk over tot de protestantse godsdienst, waardoor er een vrijzinnige geest heerste op het slot Dillenburg, waar Willem geboren was. in Duitsland, in de deelstaat Hessen gelegen. Volgens de familietraditie werd Willem katholiek gedoopt met de gebruikelijke heilige mis en duivelsbezwering, maar werd hij door zijn moeder thuis vrijwel geheel luthers opgevoed.Als beschermeling van keizer Karel V, die naast koning van Spanje tevens heer der Nederlanden was en een zeer overtuigd katholiek, werd hij later echter min of meer gedwongen tot een katholieke opvoeding, die hij zou krijgen aan het keizerlijk hof te Brussel. Hij werd page aan het hof van Maria van Hongarije. Dit achtte Karel V van grote betekenis, daar Willem niet alleen de titel van prins had geërfd, maar ook een van de belangrijkste mannen van Nederland was geworden door zijn bezittingen daar, waarvan er vele in Brabant waren gelegen.
Vele van zijn kastelen, burchten en tehuizen lagen verspreid over onze provincie. Dat Willem van Oranje zich sterk verbonden voelde met de Brabanders en hun gezelschap op prijs stelde, blijkt uit zijn lidmaatschap van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap in Den Bosch.
Aan het Hof te Brussel groeide hij op temidden van pracht en praal. De feesten, die er werden gegeven, deden niet onder voor de Franse uitspattingen ten tijde van de Bourbons in Frankrijk; wijnen vloeiden uit nagemaakte rotsen, tafels daalden uit de hoogte neer, rijkelijk beladen met wild en andere lekkernijen, en verdwenen daarna in de grond, waarna andere tafels met weer andere delicatessen verschenen; deze feesten duurden meestal een week tot tien dagen. Het volk liet men op de een of andere manier ook meegenieten, met de schuttersgilden ter opluistering.
Willem van Oranje voelde zich heel wel thuis aan het Brusselde hof, want ook hij schijnt een levensgenieter te zijn geweest, beminnelijk in de omgang, een aangenaam causeur met gevoel voor humor. Ook uiterlijk mocht hij er zijn: te vernemen uit beschrijvingen o.a. van Emmanuel van Meteren uit 1614: Hij was een wel ghemaeekt man. wat langher dan een middelbaer man, bruyn van verve ende van baerde, eer magher dan vetachtigh, redelyck vroom (krachtig) van lichaam; wat hy inwendich was hebben sijne wercken bewesen (in ,,Historie der Nederlandscher ende haerer Naburen Oorlogen..."). En volgens E. van Reyd in 1628: ..Hij had vrolyckc ooghen en eene sccr minlycke aantreckende aert in "t spreccken ende ommegaen (in ..Historie der Nederlandscher Oorlogen"). Op achttienjarige leeftijd trouwde hij Anna van Egmond, gravin van Buren, die veel bezittingen meebracht, waardoor hij nog meer in aanzien steeg. Zij beiden waren zeer gelukkig en verbleven graag in hun residentie te Breda (er is nog een brief bewaard gebleven, die Willem aan Anna schreef in 1555). Zij kregen drie kinderen, twee dochters en een zoon.
Philips Willem, die op veertienjarige leeftijd door Philips II naar Spanje werd ontvoerd en die pas na de dood van Willem van Oranje terugkwam in de Nederlanden, in 1595. Tussen de prins van Oranje en Keizer Karel V bestond een band van wederzijds vertrouwen; anders was dit met diens zoon, Philips II. die zich in Nederland zeer gehaat maakte door zijn tactloos, tiranniek optreden, zijn jacht op ketters, de inquisitie en zijn onverdraagzaamheid. Zijn karakter was volslagen in tegenstelling met de aard en opvattingen van Willem, wat uiteindelijk zou resulteren in een totale losmaking van Spanje.
Daar Anna van Egmond op jeugdige leeftijd stierf, trouwde Willem met Anna van Saksen, dochter van een Duitse keurvorst. Zij kregen drie kinderen.
waaronder Maurits, die leefde van 1567 tot 1625; dit huwelijk werd geen succes, daar de jonge Anna niet opgewassen bleek tegen de luxe aan het Brusselse hof; zij ging een verhouding aan met Jan Rubens, werd opgesloten in een eenzame burght en stierf krankzinnig geworden in 1577.
De spanningen met Philips II liepen steeds hoger op; door de aanstelling van kardinaal Granvelle (oorspronkelijk Antoine Perrenot geheten, aartsbisschop van Mechelen) als raadgever van de landvoogdes, Margaretha van Panna, voelde Willem zich zeer gegriefd. Hij wilde zich niet in een figurantenrol laten dwingen en drong bij Philips aan op de aanstelling van een afzonderlijke stadhouder voor Brabant, een functie, die hij zelf ambieerde. Door zijn vele bezittingen in Brabant had hij daar een grote invloed en hij wilde met de titel van ruwaard van het hertogdom Brabant, dat het machtigste der gewesten vormde, de regering de wet stellen. Hij was voornemens van Brabant het bolwerk van verzet tegen Spanje te maken. De prins bekleedde als hoogste edelman in de Nederlanden het stadhouderschap in de drie gewesten Holland, Utrecht en Zeeland. Tevens was hij lid van het hoogste adviescollege, de ,,Raad van State”.
In 1564 vierde Willem een triomf, doordat Philips gehoor gaf aan zijn herhaaldelijk verzoek Granvelle van zijn functie te ontheffen en terug te roepen naar Spanje. Hij had zijn hoofdkwartier inmiddels verplaatst van Brussel naar Breda, waar zich ook zijn vriend Philips van Marnix, heer van St. Allegonde bevond, die als zijn vertegenwoordiger optrad op de Statenvergadering van 1572 te Dordrecht. De prins van Condé, hoofd der Hugenoten, bevond zich eveneens op dit hoofdkwartier aan de zijde van de prins.
Dat de prins zich bij de hervormde kerk aansloot was een politiek besluit; godsdienst was bij hem ondergeschikt aan de politiek. De beginselen van godsdienstvrijheid waren voor hem veel belangrijker dan de leerstellige beginselen van de onderscheidene religies. Vooral de gebeurtenis van de onthoofding van Egmond en Hoorne was voor hem aanleiding steun te zoeken bij de lutherse kerk.
Toen hij na zijn vogelvrijverklaring door Philips II en de verbeurdverklaring van al zijn goederen zijn toevlucht zocht bij zijn moeder en broer Lodewijk op het ouderlijk slot in Dillenburg, kwam hij steeds meer onder invloed van de hervormde kerk. Vanuit zijn ouderlijk slot leidde Willem de strijd tegen Philips en de Spanjaarden ondanks financiële moeilijkheden. Wat er nog over was aan eigen vermogen werd grotendeels besteed aan soldij voor het leger maar ook kampte Willem met onverschilligheid van eigen volk. Van levensgenieter was Willem van Oranje echter uitgegroeid tot een serieuze strijder voor gerechtigheid; gesteund door zijn broers, van wie er drie sneuvelden, Lodewijk op de Mookerheide, Hendrik eveneens in de slag bij Mook, Adolf in 1568 in de slag bij Heiligerlee evenals Jan den Oude. die hem financieel bijstand verleende en van 1576 tot 1579 stadhouder van Gelderland was.
Daarnaast ondervond Willem veel bijstand van de geuzen, onder leiding van de hoofdgeuzen Hendrik van Brederode en Willem van Lumey, graaf van der Marck. die in 1572 Den Briel innam en bekend raakte om zijn wreed gedrag vooral jegens de martelaren van Gorkum. In 1573 werd hij door Willem van Oranje ontslagen.
Het was ook aan de geuzen te danken, dat zijn kasteel te Breda, dat door de Spanjaarden bezet was, in 1590 heroverd werd met behulp van het beroemde turfschip van de gebroeders Van Bergen. Op ditzelfde kasteel werd in 1566 het „compromis van Breda” gesloten, de overeenkomst van Oranje met de ontevreden edelen.
In 1576 vertrok Willem uit zijn kasteel te Breda als balling om nog even op het kasteel Stapelen in Boxtel te verblijven alvorens naar zijn ouderlijk huis in Duitsland af te reizen.
De nieuwe landvoogd Alva stelde de Raad van Beroerten in. ook wel „Bloedraad” genoemd. Daarin werd Willem van Oranje beschuldigd van samenzwering tegen Philips II, werd geschilderd als aanvoerder van de opstandelingen en als degene, die alle macht aan zich wilde trekken. Willem antwoordde hierop met de „Verantwoordinghe”, opgesteld in het Nederlands, Duits, Frans en Engels, waarin hij al deze beschuldigingen krachtig van de hand wees. Deze apologie was gericht aan de Staten-Generaal en hij legde erin rekenschap af van zijn beleid gedurende de laatste twintig jaren. Zij was opgesteld door zijn hofprediker, De Villiers. in nauw overleg met hemzelf.
Willem van Oranje is nog tweemaal getrouwd geweest, met Charlotte de Bourbon, dochter van de hertog van Montpensier, verwant aan het Franse Koningshuis van Bourbon; zij schonk hem zes dochters. Daarna huwde hij met Louise de Coligny in 1583; een jaar later werd Frederik Hendrik geboren.
Tijdens de laatste jaren van zijn leven verspeelde Willem veel sympathie in de zuidelijke Nederlanden door zijn connecties met de Fransen: vooral de Franse aanval op Antwerpen in 1583 door Frans van Anjou werd hem zeer kwalijk genomen. Deze verrassingsaanval die trouwens mislukte, is in de geschiedenis bekend geworden als de „Franse Furie”.
Het leven van Willem van Oranje eindigde triest in de moordaanslag te Delft op 10 juli 1584 door Balthasar Gerards; zijn laatste woorden waren: „Mon Dieu, ayez pitié de mon âme et de ton pauvrepeuple”. Hij werd begraven in de Nieuwe Kerk te Delft, waar later een grafmonument voor hem werd opgericht.
Bron: Willem van Oranje, herdenking 1985.