in vele plaatsen in Noord-Brabant werden vanaf het einde van de 19de eeuw melkfabrieken opgericht; de zuivelcoöperaties waren in het zuiden van het land de eerste van dergelijke samenwerkingsverbanden. In 1893 was hiermee een begin gemaakt in Stramproij, waar door dc schoolmeester J.
Ament het eerste fabriekje werd gesticht. In de daaropvolgende dertig jaren kwamen er in vele dorpen kleine coöperaties tot stand, terwijl in de steden particuliere fabrieken van de grond kwamen, zoals dc Nederlandse Melkinrichting Tilburg. Aanvankelijk had vrijwel elk dorp een eigen stoomzuivelfabriek, waar voornamelijk boter werd gemaakt. Dergelijke fabrieken kregen namen als St. Lucas (Helvoirt), St. Lucia (Oisterwijk), St.Adrianus (Hilvarenbeek). St. Jozef (Haaren), St. Isodorus (Udenhout) of De Goede Verwachting (Gilze).
In Tilburg werd in 1913 de CTM opgericht, de Coöperatieve Tilburgsche Melkinrichting en Zuivelfabrieken door huisartsen, boeren en de latere burgemeester. Hier werd vanaf 1933 ook roomijs gemaakt. Na de Tweede Wereldoorlog kwam het op vele plaatsen tot fusies. Zo ging St. Lucia uit Oisterwijk in 1948 een fusie aan met de CTM, gevolgd door negen andere fabrieken tot en met Dongen in 1969. In 1972 kwam het tot een fusie met melkfabriek St.
Jan in Den Bosch, waardoor C.Z. Centraal Brabant ontstond. Hierbij voegde zich in 1975 St. Antonius uit Riel. De Coöperatie Campina ontstond in 1976 door fusie van vijf grote coöperaties in het zuiden. In 1986 ging de Coöp.
Stoomzuivelfabriek St. Lambertus te Veghel in haar handen over. In 1953 werd in Hilvarenbeek begonnen met het maken van kaas, in 1954 in Dongen: in 1974 kwam de kaasfabriek in Tilburg tot stand, die de taak van de twee andere overnam. De St. Jan in Den Bosch bleef na 1972 in bedrijf als boterfabriek. De oude fabriek in Tilburg werd in januari 1981 gesloten.
In Gilze staat nog een eigen fabriek van ca 100 boeren, CZ De Goede Verwachting. De zuivelfabriek in Heusden ging samen met de Melkunie Holland met leden in een deel van de Langstraat en het land van Heusden. In de meeste plaatsen bleven de melkfabrieken leegstaan; slechts een enkele kreeg een nieuwe bestemming.
In Oerle bezit de Coöp. Ver. voor Melkonderzoek een laboratorium waar de melk wordt gecontroleerd van 12000 veebedrijven in Noord-Brabant, Limburg en Zeeland. Hier worden jaarlijks 100.000 liter melk gecontroleerd, welke daarna, omdat bij de toetsing geen chemicaliën worden gebruikt, tot veevoer dienen kan.
Bron: drs. C. v. Bohemen in Brabant Regionaal 82/83.