Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

MEER DE WALCHEREN, JHR PETRUS BALTHAZAR ALBERTUS (PIETER) VAN DER

betekenis & definitie

(Utrecht 1880-Oosterhout 1970). letterkundige: studeerde te Amsterdam en woonde o.m. in Brussel en Parijs. Hoewel aanvankelijk het socialisme toegedaan, werd hij door Léon Bloy tot de r.k. kerk gebracht (1911).

In de eerste wereldoorlog was hij dagbladcorrespondent in Frankrijk: van 1921-24 was Van der Meer redacteur van De Nieuwe Eeuw. maar stond ook aan de wieg van de tijdschriften Roeping en De Gemeenschap. Na de dood v an zijn v rouw trad hij (1954) in in de benedictijner abdij te Oosterhout. waar hij in 1956 gewijd werd. Zijn eerste boeken waren naturalistisch getint: Van licht en duisternis (1904) en Levens van leed (1905). De jacht naar geluk (190”) toont zijn eerste contact met het katholieke geloof. Zijn bekering wordt beschreven in Mijn Dagboek (1913). Verder werk: Het witte paradijs (1929. over de kartuizers).

Menschen en God (2dln. 1940-46). Gods uur (1950). Klein dagboek (1950). Het grote avontuur ( 1952). Benedictijnen (1955). Het beste deel (1956).

Mijn vrienden (1957). Maak alles nieuw (1969). Veel van zijn werken zijn vertaald in het Frans. Duits. Italiaans en Spaans. In 1970 bij zijn 90ste verjaardag werd een v riendenboek uitgegeven, mede geïllustreerd door zijn dochters Christine en Anne-Marie.

< >