kerkdorp behorende tot de Noordbrabantse gemeente Halsteren, met 1836 inwoners (1985). Van deze plaats uit werd het katholicisme tijdens de reformatie in wijde omgeving bewaard.
Zo hebben de minderbroeders, die in 1647 uit Zeeland verdreven werden, daar in de Celsche Hoeven bij de familie De Ram meer dan honderd jaar in de schuur dienst gedaan. In 1760 werd een schuurkerk gebouwd, de enige in de streek, voor de katholieken van Lepelstraat, Halsteren, Oudland, Oud- en Nieuw-Vossemeer, Philipsland en het gehele eiland Tolen. Onder Lepelstraat aan de Slotstraat stond vroeger het kasteel van Halsteren. Hiervan was in 1290 sprake, toen er een scheiding werd bepaald tussen de gebieden van het Land van Breda en het latere Markiezaat van Bergen op Zoom. Het slot is in het bezit geweest van Willem v. d. Gheest, die het omstreeks 1450 naliet aan zijn dochter.
Hierdoor kwam het aan Jan Bode, die met Willems dochter was gehuwd. Hij verkocht het slot aan heer Hendrik van Bautersem. In de 80-jarige oorlog heeft Parma het slot bezet en het in 1588 in brand laten steken, toen het beleg van Bergen op Zoom mislukt was. In 1671 stonden er van het slot in Lepelstraat nog maar enkele muren overeind. In de Franse tijd werd op de hoeve genaamd het Sloth nog bijgebouwd.Op het kasteel van Halsteren heeft Erasmus van 1492 tot 1494 nog gewoond en gewerkt. Hij schreef daar o.m. zijn „Antibarbari”.
Bron: dr. H. v. Velthoven, Brabant een gewest in opkomst.