Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

LEEMPUTTE, HENRICUS VAN DEN

betekenis & definitie

(’s-Hertogenbosch 1587-Esch 1656), theoloog; studeerde aan de Universiteit van Leuven, werd in 1614 meester in de Godgeleerdheid; werd priester gewijd en professor aan het seminarie te Mechelen; kwam terug naar Den Bosch om les te gaan geven aan het daar opgerichte seminarie. Hij schreef in die tijd enkele theologische werkjes; werd vooral bekend door zijn vertaling van het Nieuwe Testament, die in 1622 werd uitgegeven en enkele malen werd herdrukt.

In 1620 werd een akte opgemaakt, waarin zijn recht op het predikaat jonker werd vastgelegd. Van den Leemputte werd plebaan van de St. Jan; werd na de dood van bisschop Ophovius gekozen tot kapittel-vicarus. Het bestuur van het Bossche bisdom was toen geheel in zijn handen. Hij moest echter uiteindelijk de stad verlaten. Van den Leemputte dook onder te Esch, waar hij zijn laatste levensjaren sleet. Bron: Tilman in Edele Brabant, 1947.

< >