(Breda 1810-Den Haag ca 1880), zoon van de schilder J. C.
Huysmans; was in 1833 naar Parijs gegaan, waar hij in contact kwam met A. Scheffer, C. van Spaendonck en Th. Rousseau, ging verder naar Zuid-Frankrijk. Toen zijn vader blind werd, bereikte hem het verzoek om diens werk als directeur van het Bredase Tekeninstituut en als tekenleraar van de Kon. Militaire Academie voort te zetten. Hij schilderde vele Brabantse onderwerpen.
Hij publiceerde diverse bundels, o.m. Het Landschap, eene volgreeks van oorspronkelijke voorbeelden en studiën voor het tekenen met potlood, vormende eenen leercursus in dit genre. Hij gaf ook tekenonderricht in Tilburg, o.a. van 1866 tot 1868 aan Vincent van Gogh; publ. in 1852 Grondbeginselen der Teekenkunst; werd in 1852 lid van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunst te Amsterdam; schreef artikelen voor De Gids. Hij vestigde zich later in Den Haag.Bron: v. d. Eerenbeemt in Brabantia.