vroeger ook wel Kapel den Hout en Hout geheten, dorp in de Noordbrabantse gemeente Oosterhout, ten n.w. van de stad. Den Hout is stamplaats van de ridders Van den Houten of Uitenhouten, de bezitters van de heerlijkheid Etten.
Vroeger vormde Den Hout met de dorpen en gehuchten Hoogerheide (thans Woensdrecht), Stuivezand (ged. Terheijden en Made en Drimmelen), Steelhoven-en-Brieltjens (Oosterhout), Eind-van-den-Hout en Ter Aalst (Oosterhout) een parochie. De kerk kreeg St. Cornelius als patroon. Zij werd druk bezocht door bedevaartgangers om bevrijd te mogen blijven van stuipen en jicht. Den Hout had Oosterhout als moederkerk; zij werd in 1787 een zelfstandige parochie met een nieuwe (schuur)kerk.
Voordien werd gebruik gemaakt van een kapel. In 1836 werd de kerk op grote schaal uitgebreid, later voorzien van een toren. Den Hout kende vroeger ook een gasthuis met een St. Antoniuskapel, in 1336 gesticht door Willem van Duivenvoorde en zijn gemalin. Tijdens de onlusten in de 16de eeuw werd de rector vandaar verjaagd. Het gasthuis werd later afgebroken en de kapel raakte in verval.
Op het einde van de 18de eeuw bestond daarvan nog slechts een ruïne. Op die plaats werd een school gebouwd en een kerkhof aangelegd. (1849).Bron: J. B. Krüger, Gesch. Bisdom Breda, 1875.