(Tilburg 1910), studeerde aanvankelijk Nederlandse taal- en letterkunde aan de R.K. Leergangen, maar begaf zich na vijf jaar geheel op het terrein van de beeldende kunsten.
Hij was enkele jaren mederedacteur van Roeping, later van Brabantia Nostra. Publikaties: Ridder Joris (1931), Tussen Demer en Dommel (1935), De Roothoorn (1938), Legenden van God de Almachtige Vader (1939), Het Gezegende Land (1939), Pieter Pauwel Rubens (1946), Grisaille (1946), Het Jaar van de Laatste Nachtmis (1946).