priester, praeceptor en auteur. In 1834 werd hij priester gewijd, in 1835 werd hij praeceptor der Latijnsche school in zijn geboorteplaats Ravenstein.
Hij debuteerde als schrijver in het jaar van zijn emeritaat (1841) met Een nederig Bloemtje, gestrooid op den weg van Zijne majesteit onzen Koning door Noord Brabant (retorisch gedicht in tienregelige strofen). Later publiceerde hij o.m.: Uitboezeming op den 28sten November 1840 aan Zijne Majesteit onzen Koning Willem II opgedragen, Het vernieuwde kerkhof te Megen en het aldaar gevonden graf van Karel van Brimeu (1851) en De waterramp van Maart 1855, (bepaaldelijk te Lith) ten behoeve der Noodlijdende elegisch bezongen (geïnspireerd door een overstroming van de Maas).