Er zijn — zo wil het volksgeloof middeltjes om hekserij te voorkomen en de toverij te breken. Men moet b.v. een bundel van negen verschillende kruiden verbranden op de dag van St.
Jan. Men kan ook een paardekop aan de stalmuur hangen of een hoefijzer. Men moet schelden op alles wat door een heks wordt geprezen. Men moet een vlier plaatsen bij de stal.Men mag nooit koffie of brandewijn van een heks aannemen en zeker geen appel, want dan krijgt men het ,,venijn” in z’n lijf. Dan kruipen padden en slangen naar je keel en wordt er aan de ingewanden geknaagd. Maar is het eenmaal zover dan moet men brandewijn drinken met acht eierdooiers, liefst een halve liter.
Als iemand of iets behekst is kan men ook het dorre gras van een heksenkrans in een stenen pannetje koken. Dan moet de heks de toverij opheffen. Men kan ook een hoefijzer roodgloeiend maken en die in hetgeen door de heks bedorven is gooien. Dan zit zij met een verbrande voet.
Nog in de dertiger jaren legde men een kruisje of een medaille onder de mat bij de drempel van de deur, omdat daaroverheen geen heks kan stappen. Het bijgeloof is hierin lange tijd erg ver gegaan.
Bron: Anton van Oirschot, Heksen en spoken in Brabant.