(Helvoirt 1751-Velp 1823), naar zijn geboorteplaats Gedeon van Helvoirt genoemd; heette eigenlijk Cornelis van de Pas naar zijn vader, die pachter was in de Gijzel te Helvoirt. Trad in 1766 in bij de Capucijnen te Leuven, heeft geprofest in 1777, begon op het klooster te Thiensn, vertrok in 1782 naar Maastricht, door maatregelen van keizer Joseph II.
Toen tijdens de Franse revolutie de kloosters werden opgeheven en de religieuzen verjaagd, trok Gedeon naar Gelder bij Kevelaer; dit klooster werd in 1802 opgeheven. De Capucijnen vluchtten naar Velp.Pater Gedeon was meermalen gardiaan en assistent van de Custos geweest. In 1810 werd hij Custos Provinciaal. Toen de paters in 1812 het klooster uitgezet werden betrokken zij het kasteeltje Bronkhorst te Velp bij Grave. Gedeon sloop elke avond het verzegelde klooster binnen en sliep binnen het slot. Na de val van Napoleon in 1814 riep Gedeon de kloosterlingen terug. Hij is daarna nog enige tijd Custos gebleven. Begraven bij de kloosterkerk te Velp in 1823.