Het gebruik van het zingen met de ster, zoals het ook wordt genoemd, alleen, met tweeën of met drieën, zoals het uitkomt, is veel ouder. Het zou stammen uit de tijd, toen er in de middeleeuwen mysteriespelen werden opgevoerd om op die manier een aanschouwelijke voorstelling te geven van de heilige verhalen.
Het waren waarschijnlijk de koorzangers en scholieren, die in die spelen meegedaan hadden, die er het eerst op uit trokken, verkleed als koningen en met de ster. Jaar in jaar uit kwamen dan Caspar, Balthazar en de zwarte Melchior ook wel eens Ator, Sator en Parator genoemd in lange gewaden en met een goudpapieren kroon op het hoofd, met lampion en ster in de handen. Vroeger kregen ze een stuk spek of worst, later veranderde dat in snoep en geld. Het gebruik ontaardde een tijdje in een bedelpartij, maar ook een verbod op die grond kon het gebruik niet ongedaan maken.In de liedjes laten ze horen dat ze uit het oosten komen en van ver, om dan in eigen „Taal” verder te gaan met ,,a la berdina kosteljon” of „lauwerier de cransio” en „lauwerier de knier”. Het gebruik werd uit zijn verval opgehaald door er een wedstrijd aan te verbinden.