(Oud Gastel 1895-Eindhoven 1983), na het gymnasium studeerde hij Nederlands in Tilburg, werd leraar in Waalwijk en in 1930 chef van de kunstredactie van het dagblad De Tijd, waaraan toen o.m. ook Anton van Duinkerken en Jan Engelman meewerkten. Van Domburg was verder medewerker van de KRO-radio, het weekblad De Nieuwe Eeuw en De Gemeenschap; van de diverse elkaar opvolgende filmtijdschriften was hij hoofdredacteur.
Hij was ook voorzitter van de Nederlandse Kring van Filmjournalisten en van de culturele adviescommissie van de Nederlandse Bioscoopbond. De kroon op zijn werk was de benoeming tot lector in dc leer van de film als cultureel uitdrukkingsmiddel aan de Katholieke Universiteit in Nijmegen. Hij trok zich daarna terug in Eindhoven, waar hij op 88 jarige leeftijd in een verpleegtehuis overleed.Tot zijn bekendste werken behoren: Levende schaduwen (1933): ..Levensleugen in de film” (1935); ,,Lof der tabak" (m.a.; 1947) en „Walter Ruttmann en het beginsel” (1955).