(’s-Hertogenbosch 1778-Arnhem 1839),stud. in theologie te Utrecht, predikant te Blaricum, Laren, Muiderberg en Arnhem: 1812 doctor in godgeleerdheid aan academie Harderwijk; lid Maatsch. van Letterkunde; zijn geschriften „Verhandeling over de opstanding der dooden” en „Verhandeling over de zin als welken wij de leer van Jezus Christus en Zijn Apostelen als van God zelven geopenbaard moeten beschouwen” werden met goud bekroond.
Bron: W. P. Enc. 1907.