kloosterorde, waarvoor in 1098 in Frankrijk de grondslag werd gelegd, toen enkele monniken vanuit een Benedictijnerabdij zich in eenzaamheid afzonderden; in 1134 werden de regels definitief vastgesteld. In 1165 kwamen de eerste Cisterciënsers op Nederlandse grond door zich te vestigen in Friesland.
In 1231 werd door keizerin Maria, weduwe van keizer Otto en dochter van hertog Hendrik I van Brabant in Helmond een abdij voor Cisterciënserzusters opgericht, de abdij Binderen, die drie eeuwen heeft bestaan en ook beschikte over een kapel onder Vlierden. Cisterciënsermannenkloosters ontstonden te Heusden, Mariënkroon in 1382, en te Baardwijk, Mariëndonk uit 1439.Deze werden in de tijd van de godsdienstvervolging echter opgeheven.
Vanuit Frankrijk werd in 1891 tussen Tilburg en Berkel-Enschot op de Koningshoeven een nieuwe abdij gebouwd voor de Cisterciënsers van de strikte observantie, beter bekend als Trappisten, OL Vrouw van Koningsoord; van hieruit volgde in 1899 een nieuwe vestiging onder Zundert, de abdij OL Vrouw van Toevlucht. Al eerder, in 1846, hadden Trappisten zich gevestigd in de Achelse Kluis, op de grens Achel-Borkel en Schaft, waar de St.Benedictusabdij ontstond.
Cisterciënsers der gewone observanten, eveneens uit Frankrijk verdreven, vestigden zich in 1903 op kasteel Onsenoord onder Niewkuyk; in 1957 werd hun klooster Mariënkroon abdij. Trapistinnen hebben de abdij Koningsoord, sinds 1937 gevestigd in Berkel-Enschot, nadat de abdij op Koningshoeven door de zusters verlaten was. De gebouwen daar zijn slechts korte tijd in gebruik geweest als klooster.
Bron: J. Kronenburg: Maria’s Heerlijkheid in Ned., 1905; dr. H. van Velthoven: Brab. een gew. in opk., 1949.