etnische minderheidsgroep in Noord-Brabant, waarvan de eersten in 1911 naar Nederland kwamen, gemonsterd als arbeidskrachten op Nederlandse zeeschepen. Na 1929, in de crisistijd raakten vele Chinezen hun baan kwijt en probeerden in Nederland aan de kost te komen door het verkopen van versgebrande pindakoeken.
Velen van de circa 2000 Chinezen, die ons land toen telde, werden in de dertiger jaren over de grens gezet. Bij het uitbreken van de oorlog telde Nederland circa 600 Chinezen. Na de oorlog en vooral na de politionele acties werd de basis gelegd voor de honderden Chinese restaurants. De kleinste groep vormen de Indo-Chinezen, die in de vijftiger jaren uit Indonesië waren gevlucht en die in de Nederlandse samenleving zijn opgegaan, werkzaam in academische, medische en paramedische beroepen. De Surinaamse Chinezen zijn na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 naar Nederland gekomen. De grootste groep zijn de restaurantchinezen (in Nederland circa 30.000), van wie de meesten in de jaren zestig en begin zeventig hier kwamen, onder te verdelen in Chinezen uit de volksrepubliek, uit Hongkong, Taiwan, Maleisië en Singapore.Bron: De Stem 13-10-’83; Vreemd volk in Brabant, 1978.