Geslachtengroepen: Anatini Zwemeenden (Anas, Merganetta); Somateriini Eidereenden (Somateria)
De groep van de zwemeenden telt een zeer groot aantal soorten, die ook bij ons voorkomen. De bekendste is wel de wilde-eend, waarvan het uiterlijk en het gedrag kenmerkend zijn voor de hele groep. Dit is de voorouder van de tamme eenden en „kwakers“. Ook de wilde vorm komt in halfwilde toestand talrijk voor op zelfs de kleinste watertjes midden in grote steden. Ze lopen niet erg behendig, maar ze kunnen zeer goed zwemmen en vliegen. Ze leven hoofdzakelijk van plantaardig materiaal dat ze grondelend van de bodem halen.
Met de fijne hoornlamellen aan de snavelrand zeven ze uit fijn slib de eetbare deeltjes. Het nest, waarin ze 6-16 eieren leggen, bouwen ze zowel onder dichte vegetatie op de grond, als in de bomen. De bontgekleurde slobeend dankt zijn naam aan de gewoonte voortdurend met zijn lepelvormige snavel aan de oppervlakte te liggen slobberen. De smient maakt een karakteristiek fluitend geluid. De kleinste soort is de sierlijke wintertaling, die bij ons op vele plaatsen langs wateren met rietoevers voorkomt. De pijlstaart, die evenals de smient een meer noordoostelijke verspreidingheeft, dankt zijn naam aan zijn lange, puntige staartveren.
De aucklandeend kan niet vliegen en de bergbeekeend leeft in de Andes, waar hij zich met verbazende behendigheid in snelstromende beken beweegt. Eidereenden zijn broedvogels van.het hoge noorden, die in de laatste decennia ook talrijk op de Waddeneilanden broeden. Ze overwinteren in grote aantallen voor de Duits-Nederlandse kust. Hun zachte nestdons wordt plaatselijk nog door de mens geëxploiteerd.