Orde Pennatularia Zeepennen De orde Pennatularia omvat een serie merkwaardige, achtstralige bloemdieren. Zeepennen komen voor in alle wereldzeeën, van de ondiepe kustwateren tot in de diepzee.
Er zijn meer dan 300 soorten bekend. In tegenstelling tot alle andere octokoralen zijn de zeepennen niet op de ondergrond vastgegroeid.
Ze zitten los in slik- of zandbodem. De eerste uit de planula-larve ontwikkelde poliep groeit uit tot een lange vlezige stam.
Aan het bovenste deel van deze stamvormige poliep ontspruiten vertakkingen en tweede graads poliepen. Vormen zoals Pennatula en Pteroeides hebben door hun penen veervormig vertakte bouw de orde van haar naam voorzien.
Andere geslachten zijn bv. staaf-, zweep- of knotsvormig (Virgularia, Funiculina, Veretillum). In ondiep water met veelvuldig wisselende stromingsrichting leven overwegend zeepennen waarvan de stam naar alle richtingen met tweede graads poliepen is bezet (Veretillum e.a.).
De uitgesproken veervormig gebouwde dieren vinden we in dieper water.We vinden twee verschillende vormen poliepen. Naast de tentakeldragende eetpoliepen komen tentakelloze siphonozoïden voor. Deze laatste hebben tot taak water in de kolonie te zuigen en weer naar buiten te pompen. Vele zeepennen kunnen, als ze geprikkeld worden, zich plotseling samentrekken door het water uit de waterpoliepen te drijven. Een regelmatig inkrimpen en opzwellen kan bij een groot aantal soorten zeepennen worden waargenomen. Veretillum is vooral gedurende de nacht sterk opgezwollen en uitgespreid, om overdag tot eeen fractie van zijn maximale grootte samen te trekken.
De tentakels van de individuele poliepen zijn alleen in opgezwollen toestand in staat tot voedselopname. De regelmatige wateropname en afgifte dient o.m. voor het onderhouden van een stroom vers en zuurstofrijk water ten behoeve van de gehele kolonie. Het uitstoten van het water door de siphonozoïden en de samentrekkingsbewegingen wordt mogelijk gemaakt door een stevig spierweefsel dat in de steel van de kolonie ligt. Dezelfde spieren stellen de dieren ook in staat om over de bodem te kruipen en zich op andere plaatsen weer in het zand of slik te boren. Zeer sterk is het lichtgevend vermogen van de meeste zeepennen. Ze lichten alleen op als ze geprikkeld worden, en bij enkele soorten lopen dan lichtgolven over de hele kolonie.
Bij andere soorten licht alleen de steel op, of alleen de poliepen. Er zijn echter geen duidelijke lichtorganen aanwezig zoals we die bij vele hogere dieren aantreffen. Het licht wordt door een slijmerige kliervloeistof veroorzaakt.