Stam ANNELIDA RINGWORMEN Klasse Polychaeta Borstelwormen De oorspronkelijkste groep ringwormen zijn de borstelwormen; dit zijn overwegend zeedieren. Hun karakteristieke larve is de bewimperde trochophora, die planktonisch leeft en voor een wereldwijde verbreiding zorgt.
Meestal is hij kogel- of eivormig. Om het lichaam lopen twee rijen wimpers, waartussen de mondopening ligt.
Aan een van de polen zit een „hersenveld“ met zintuigorganen, aan de andere de anale opening, waarbij tevens de oorsprongzone voor het ontwikkelen van de segmenten van de latere worm ligt. In tegenstelling tot de vrijzwemmende larve zijn de meeste borstelwormen bodemdieren.
Slechts zeer weinig soorten leven ook als geslachtsrijpe dieren in het vrije water, zoals bv. Tomopteris helgolandica, een doorzichtig diertje met lange tentakels en parapodiën.Typisch voor de borstelwormen zijn de tweelappige, ongelede aanhangsels (parapodiën), aan weerskanten van ieder segment. Daaraan zitten vaak ook nog tentakels, kieuwen en natuurlijk vele borstels. Deze laatsten zitten meestal in bundels verenigd op bovenste en onderste lap van ieder parapodium. De kop is van talrijke voelers, haartjes en tentakels voorzien, terwijl enkele soorten zelfs hoog ontwikkelde ogen hebben. De segmenten van deze vrij op de zeebodem levende borstelwormen zijn van voor tot achter vrijwel van gelijke bouw (Nereis, Phyllodoce, Hesione). Voor een deel zijn het rovers.
Nereis heeft zeer scherpe kaken waarmee hij stukken van zeewieren bijt. Op bepaalde tijden komen deze dieren naar de waterspiegel om hun geslachtsproducten uit te stoten. De bevruchting heeft in het vrije water plaats. Beroemd is vooral het periodieke zwermen van de paloloworm, waarvan echter alleen de achtereinden van de in koraalkalk levende wormen naar de oppervlakte komen. In deze segmenten liggen de eieren en zaadcellen. Steeds ten tijde van het laatste maankwartier in oktober / november komen deze geslachtssegmenten in grote aantallen aan de oppervlakte en worden plaatselijk door de bevolking met emmers opgeschept.
De inwoners van Samoa en de Fiji Eilanden eten deze segmenten als grote lekkernij. De zeemuis is een rover die men in het eerste moment niet gauw voor een borstelworm zou houden. Zijn rug is met plaatjes bedekt (elytra) die ieder met een dikke „pels“ van borstelharen zijn bedekt. Bij de nauw verwante zandschubbenworm ontbreekt de laag haarvilt op de elytra. Het lichaam van de in zelfgebouwde kokers vastzittende borstelwormen is meestal ongelijkvormig van bouw.
Parapodiën en kieuwen zitten slechts aan een deel van de segmenten.
De zeepier (Arenicola) is een slijketer. In de waddengronden langs de Noordzeekusten wordt hij door vissers uitgegraven en als aas bij het vissen gebruikt. De aanwezigheid verraad het in 20-30 cm diepte levende dier door de hoopjes uitwerpselen boven de speciale uitgang van de U-vormige buis en aan de trechtervormige instulping boven de eetgang. Vele borstelwormen verstevigen hun slijmige buizen met steentjes en zandkorrels (Eupolymnia, Lanice, e.a.). Lanice steekt met zijn koker loodrecht in het grove zand en leeft in grote nederzettingen dicht onder de laagwaterlijn. Met lange tentakels neemt hij voedseldeeltjes uit water of bodem op.
Vele borstelwormen wervelen met hun wimperharen plankton als voedsel naar zich toe. Prachtig gekleurd zijn de grote tentakelkransen van Sabella en Spirographis. Op het eerste gezicht zou men deze dieren voor bloemdieren houden. Bij de geringste storing wordt de waaier van tentakels bliksemsnel in de koker getrokken. Dan zijn alleen nog de leerachtibuigzame kokers zichtbaar. Enkele geslachten (Serpula, Spirorbis, Pomatoceros) leven in verschillend gevormde kalkkokers.
De kokers van de driehoekworm vindt men ook in de Noordzee vaak op stenen en drijvend hout. Zeer merkwaardig is de voedingswijze van de perkamentworm. Hij leeft in tot 50 cm lange U-vormige kokers van een perkamentachtige samenstelling. De parapodiën aan drie segmenten van het middelste deel van het lichaam zijn bladvormig uitgegroeid. Met behulp hiervan zuigt hij een waterstroom door de koker. De zuurstof uit het water wordt door deze kiemloze worm rechtstreeks via de huid opgenomen.
Plankton en andere voedseldeeltjes worden in een buidelvormig slijmnet verzameld, dat ieder kwartier wordt opgerold en de verzamelde buit opslokt. Dan maakt hij een nieuw vangnet.
Tot deze klasse worden gewoonlijk ook de oerringwormen (Archiannelida) gerekend. Bij hen zijn de parapodiën en borstels sterk gereduceerd of ontbreken geheel. Zoals de naam aangeeft, hield men ze vroeger voor stamvormen van borstelwormen. De meeste soorten lijken echter meer de reductievormen te zijn.