Familie: Motacillidae Piepers en kwikstaarten (Anthus, Dendronanthus, Macronyx, Motacilld)
De groep van de piepers en die van de kwikstaarten vertonen veel overeenkomst in bouw en leefwijze. Het zijn slanke, levendige bodemvogels, die veel en snel draven. Kwikstaartjes zijn opvallend getekend en schokken voortdurend met de staart. Piepers zijn bruin gestreept zodat ze tegen de ondergrond weinig opvallen. Kwikstaarten leven in grasland, langs rivieren en velden, piepers komen ook voor langs bosranden en in gebergten. Een echte bosvogel onder hen is de boompieper, die zich vooral graag ophoudt in vrij open bos en bij open plekken.
Vanaf een hoge post voert hij zijn karakteristieke zangvlucht uit. Ook de graspieper vertoont een korte zangvlucht. Hij leeft graag op kultuurland, weiden en heidevelden, ’s Winters ziet men ze soms in grote troepen en dan hoort men overal hun alarmroep. De waterpieper vinden we op vochtige weiden in het gebergte, nabij de boomgrens. Een van zijn ondersoorten leeft langs rotskusten.
De duinpieper is een vogel van de duinen, dorre streken, droge akkers en andere zandige gebieden. Hij lijkt van de piepers het meest op een kwikstaartje. De roodkeelpieper zien we slechts zeer zelden op de trek langs de kust, evenals de grote-pieper, die lange poten heeft. Grasen boompieper zijn bij ons algemene broedvogels. De bospieper lijkt in leefwijze op onze boompieper, de langklauw bewoont grasland met verspreide bomen en struiken. Boomkwikstaarten staan in gedrag en leefwijze tussen de piepers en de kwikstaarten in.
De bekendste kwikstaart is de witte-kwikstaart, die we in allerlei terreinen aantreffen, graag bij water, maar ook op de velden, in tuinen, tussen de bomen en zelfs in de steden. Hij is tegenover de mens niet schuw en broedt geregeld in of bij gebouwen. Buiten de broedtijd slapen ze in troepen in het riet of in de bomen. De grote-gele-kwikstaart komt uitsluitend voor langs snelstromend water. Sinds het midden van de vorige eeuw broedt hij echter niet meer alleen in gebergten en heuvelland, maar ook in het laagland. Hij heeft de langste staart van alle kwikstaarten.
De gelekwikstaart leeft bij voorkeur in weidegebieden, maar ook op akkers, meestal in de buurt van water. Engeland heeft zijn eigen, anders getekende gele-kwikstaart, de engelsegele-kwikstaart, die standvogel is. De Engelse vorm van de witte-kwikstaart heet rouwkwikstaart. Zeer zeldzaam is de citroenkwikstaart. De japanse-kwikstaart is een zeer nauwe verwant van hem.