Superfamilie: Phytophaga [Familie: Cerambycidae Boktorren (Acanthocinus, Acrocinus, Cerambyx, Dorcadion, Ergates, Mallosia, Phyllocnema, Prionus, Rhagium, Rosalia, Saperda, Sternotomis)] De boktorren vallen op door hun slanke gestalte, de vaak sterk verlengde voelsprieten, de krachtige kaken en hun goed vliegvermogen. Hun larven boren in hout.
De denneboktor is een middelgrote kever met sterk verlengde voelsprieten, die meer dan driemaal de lichaamslengte hebben. De Amerikaanse harlekijnboktor heeft sterk verlengde voorpoten, zijn voelsprieten worden eveneens langer dan het lichaam.
Geheel afwijkend leven de aardboktorren, die door kortere voelsprieten en ontbrekende achtervleugels herkenbaar zijn. Hun larven voeden zich in de grond met graswortels.
De vleugelschilden van deze kevers vallen op door een bonte tekening.De molmboktor is de grootste Middeneuropese boktor. Deze soort is zeer duidelijk te herkennen aan zijn gedrongen lichaamsgestalte en bruine kleur. Zijn larve leeft in de wortels van dennen. Mallosia is een soort uit Klein-Azië met relatief korte voelsprieten. De slanke, tropische Phyllocnema soorten dragen lange voelsprieten.
De zaagboktor behoort tot de grotere soorten, is relatief breed gebouwd en bezit maar korte voelsprieten. Zijn larve bewoont het molm en de wortels van oude bomen.
De kleine tangboktor bezit maar korte voelsprieten, hij leeft op bomen in het bos en bezit kleine knobbels aan de zijden van het halsschild. De alpenboktor behoort door zijn kleurenpracht tot de mooiste Europese boktorren. Helaas komt hij nu nog maar zelden voor. Zijn larven leven in oude beuken, vooral in bergwouden. De larve van de populierboktor verwoest het hout in zijn woongebied.
De in Afrika woonachtige kafferboktor heeft een zeer breed halsschild. Tot de boktorren behoren trouwens de grootste kevers, namelijk de Zuidamerikaanse reuzeboktorren, die een lichaamslengte van meer dan 15 cm bereiken.