Onderfamilie: Charadriinae Echte plevieren (Charadrius, Eudromias, Pluvialis, Pluviorhynchus)
De echte-plevieren zijn kleiner dan de kieviten en ze hebben van boven gezien een schutkleur, waardoor ze in hun omgeving nauwelijks meer te vinden zijn. Bijzonder kleine soorten zijn de bontbekplevier en de daar zeer veel op lijkende kleine-plevier, die allebei bij ons broedend voorkomen, de eerste langs stranden aan de zeekust, de laatste op kiezelvlakten en opspuitterreinen in het binnenland. Nauwe verwanten zijn de amerikaanse-bontbekplevier en de diksnavelplevier. Minder nauw verwant is de nieuwzeelandseplevier, met zijn langere poten. Tot de grotere soorten behoort de goudplevier, die bij ons een halve eeuw geleden nog broedend voorkwam in hoogveengebieden. De zilverplevier heeft ongeveer dezelfde bouw en verentekening, maar hij heeft een drielettergrepige roep.
Hij trekt ook algemeen bij ons door, maar houdt zich meer in het Waddengebied op. Een andere nauwe verwant is tenslotte de morinelplevier, die vooral bekend is geworden door de Zweedse schrijver Bengt Berg.
