Doopsgez. familie, eerst te Giethoorn, waarvan in het begin van de 19de eeuw sommigen naar Tjalleberd en Luinjeberd trokken als verveners.
Deze familie heeft drie doopsgez. predikanten opgeleverd, nl. Jan (Jac.zn.) (Tjalleberd 2.5.1874-Haarlem 5.7.1931), predikant te Stadskanaal (1898), Drachten (1904), Leiden (1912), Bovenknijpe (1925-30); Geert (Jansz.) (Tjalleberd 16.1.1874-Den Haag 21.2.1940), predikant te Staveren (1899), Arnhem (1902), Den Haag (1910-39); en diens zoon Jan Johan Gerard (geboren Staveren 1900-), predikant te Veendam (1927), Zaandam-Oost (1932) en Utrecht (sinds 1934). —, Jzn., jan (Tjalleberd 8.3.1877-Den Haag 26.10. 1946). Vervener, boer, voorzitter Fr. Mij. van Landbouw (1919-31), lid Prov. Staten, burgemeester van Smallingerland (1930).
Zie: Spahr van der Hoek, Fr. landb. ii, 500.