Tot ca. 1750 waren de tuinen in Frl. volgens de toenmalige tuinstijl streng regelmatig aangelegd. Als omgrenzing van de tuin diende een rij iepen, eiken of linden, soms een pad met een dubbele rij linden (oudste tuindeel Vijversburg).
De tuin zelf was in rechte vakken verdeeld. Een deel was moes- en fruittuin, gescheiden door brede paden met laaggeknipte buxusranden. Dichtbij huis gelijksoortige, kleinere vakken, de bloementuin, vaak met vijver en prieel, soms ook met beelden en zonnewijzer. Ca. 1750 kwam het streven deze kunstmatigheid te verlaten voor een meer landschappelijke stijl. De paden werden slingerend, omzoomd door kreupelhout; groepen hoge bomen, als beuken, eiken, iepen en essen, zouden tot achtergrond dienen. Grillig gevormde vijvers werden meer over de tuin verdeeld; met de uitgegraven aarde maakte men zacht oplopende heuveltjes.
L. P. Roodbaard heeft van 1820-50 vele beplantingen in Frl. uitgevoerd, waarvan de thans nog aanwezige zijn scheppend genie bewijzen, zie Klinze, Lyndenstein, Staniastate, Vijversburg.
Zie: Leeuw. Cour. (14.9.1957).