auteur (Midlum 14.i. 1817-Baard 4.4.1862). Onderwijzer te Franeker, Bergum en Baard; een der oprichters van het Fr.
Selskip (1844). Redacteur van ‘Iduna’ (1845) en de ‘Blau-Mandeis-krante’ (1856-57), vriend van T.
R. Dijkstra.
Vertegenwoordigt de heroïsch-nationalistische romantiek, die verder ging dan het wetenschappelijke patriottisme van het Fr. Genootschap.
Felle, strijdbare, profetische natuur met sociale belangstelling; zijn poëzie is gevoelig en soms Germaans van allure.Wrk.: Tsien tuwsen uwt de lottery (1841, 21843); It boask fen de kasteleins dochter (blijspel in alexandrijnen, 1842); Hwet habba da Fr. scriûers yn acht to nimen (1845); Fr. Spraakkunst (1854-62); Friesk riim, en onriim (1860); kinderlectuur. Vulde voor een groot deel 17 jaargangen van ‘Iduna’ met opstellen, fabels, sprookjes, sagen, taalkundige artikelen; van zijn liederen is vooral de Waúüt ’e gedichten (1894, 21911, door zijn zoon O. H. S.); Proza (1907); D. Kalma, Striid en Dream fen H. S. (1948).
Zie: Wumkes, Bodders, 528-550; voorwoord Blomlêzing van O. H. S. (1911); P. Sipma enD. Kalma, It H. S.-boek (1918); E.
B. Folkertsma, in: De Holder 1, II; D. Kalma. In Fr. lieder (1930); Repert., 276-277; Piebenga (1957), 109-120.