Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

SOCIËTEIT VAN DOOPSGEZINDE GEMEENTEN IN FRIESLAND

betekenis & definitie

(Fr. Sociëteit of F.D.S.).

Opgericht 1695, vergadert jaarlijks op donderdag na Pinksteren te Lwd. Gesticht om ‘liefde, vrede en enigheid onder malkander te bewaren’ en vooral tot ondersteuning van noodlijdende gemeenten.

Daarbij is later gekomen: het beheer van het fonds voor predikantsweduwen (1804), soms het examineren van personen en hun aanstelling tot proponent (vóór 1860), het administreren van een studiefonds voor de opleiding van doopsgez. predikanten (1859), enz.In 1695 sloten zich 45 gemeenten in Frl. aan, één in de stad Groningen en één in Sappemeer. De laatste twee zijn tot tegen 1800 lid gebleven, terwijl steeds meer gemeenten in Frl. zich aansloten. Thans zijn alle Fr. gemeenten lid. In de 18de eeuw was de S. verdeeld in vier klassen, waarvan feitelijk alleen de Zuiderklasse (Z.W.-Frl.) een min of meer zelfstandig bestaan heeft geleid. Ondanks de activiteit en financiële steun der S. zijn in de 18de eeuw een aantal kleine gemeenten verloren gegaan. Van 1672-1735 heeft deS. herhaaldelijk collectes in Frl. georganiseerd voor vervolgde geloofsgenoten in Zwitserland, de Palts, Polen en Pruisen.

Naar buiten is de 5. vooral in de jaren 1739 e.v. opgetreden, toen er herhaalde rekesten bij de Staten van Frl. werden ingediend over de schorsing der menniste prekers Pieke Tjommes en W. J. Brouwer. De opsteller dezer stukken was J. Stinstra, zelf in 1742 geschorst. Ook hierover is meermalen door de S. bij de Staten gerekestreerd.

Zie: S. Blaupot ten Cate, Gesch. der Doopsgezinden in Frl. (1839), 183-204, 209-215; Doopsgez. bijdr. (1895), 1-33.

< >