Recht van een patroon om pastoor of vicaris ter institutie voor te dragen, vaak gecombineerd met bezit van de tienden, en recht om de kerkvoogden aan te wijzen, zie Beneficie.
Het P. kwam de bisschop toe [zie Bisschopskerken), of kloosters en kapittels waaraan de bisschop incorporatie toestond; bij enkele kerken en vele vicariaten hoorde het P. aan particulieren, in vele gevallen aan parochianen of stadsbestuur. P. vloeide voort uit de stichting en was een verzachting van het recht op de eigenkerken. George van Saksen eiste 1504 het P. der gemeenten op, maar stond ze toe een kandidaat voor te dragen. Na veel onderhandelen kregen de gemeenten (d.w.z. de floreenplichtigen) het 1539 terug, en behielden het tot ca. 1870. zie Floreen.
Zie: L. J. v. Apeldoorn, Kerkelijke goederen in Frl. 1, 1-85.