Landschap in het Duitse Nedersaksen tussen Dollart en Jade (3119 km2, met ca. 368750 inw.). Bestaat uit een zandstreek (‘geest’) met een kleirand (‘marsch’) en grote veengebieden; met voor de kust een zevental Waddeneilanden.
De voornaamste steden zijn Emden, Aurich, Norden, Esens, Wittmund, Leer, Weener. De Eems en de Leda zijn de belangrijkste rivieren.
Het geïsoleerde gebied bestond in de M.E. uit deellandschappen (Emsigerland-Emden, Brokmerland-Aurich, Norderland-Norden, Harlingerland-Esens, MormerlandLeer, Reiderland-Weener, Östringen, Wangerland en Riustringen). Door de Cirksena’s ontstond er een graafschap.
Edzard 1 (1491-1528) had veel contact met de Ommelanden en Westerlauwers-Frl. Emden was in de 16de eeuw een vluchthaven.
De bevolking is oorspr. Fr., maar het Nedersaksisch (‘platt’) is volkstaal.
De Upstalboom bij Aurich, hoofdplaats van het ‘Regierungsbezirk’, is nog steeds nationaalFr. centrum, zie Saterland. Zie: H. Reimers, Ostfrl. bis zura Aussterben seines Fürsterihauses (1925); C.
Woebcken, Kurze Geseb.
Ostfri’s (1949); H.
Thomas, Ostfrl.,eine geogr. Heimatkunde (1952); Gerb.
Siebels, Führer dureh Ostfrl. u. seine Seebader (1955).