Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

NAALDHOUTBOS

betekenis & definitie

Het opp. N. in Frl. was 1942 2970 ha of 47 pct. van alle bos (Nederland 69 pct.).

Verder is van het Fr. N. ca. 73 pct. jonger dan 25 jaar en meest staatsbos.

Hoewel door veiling, herbebossing en verkoop de cijfers van 1942 gewijzigd zijn, geldt nog dat oud N. — vooral grove dennen, soms fijnspar, van vóór 1900 meest aan particulieren behoort.Het is ontstaan door, na af branding van heide, op de onbewerkte grond dennezaad te strooien en dit uit de greppels te ‘overzanden’. Staatsbosbeheer begon ca. 1915 met bebossing van woeste grond. Op de eilanden gebruikte men vooral Oostenrijkse en Corsicaanse dennen (zie Duinbebossing), bij Appelscha grove den. Sedert 1930 is Japanse lariks de eerste boomsoort bij heidebebossing naar de zgn. ‘Drentse methode’ van houtvester J. J. M.

Jansen te Assen: de grond wordt zorgvuldig bewerkt, vaak met compost en (of) slakkenmeel bemest en dan beplant met 2-3-jarig materiaal. Op lagere, humusrijkere grond ook fijnspar en sitkaspar. Ook bij herbebossing of omvorming van het hakhout tot opgaand bos is de grove den vervangen door de genoemde soorten en douglasspar, soms zilverspar, Abies grandis en Hemlockspar (Tsuga). Zo zal het N. in Frl. er binnen afzienbare tijd anders uitzien dan tot dusverre.

< >