Voortdurend vindt vestiging uit en vertrek naar andere provincies plaats.
De cijfers hiervoor zijn 1948-55 voor Frl.: vertrek 90 943, vestiging 62 783, vertreksaldo 28 160. Van deze personen vertrokken alleen in 1955 al 5522 personen; in 1956 5889. De trek uit Frl. is vooral naar N.- en Z.-Holland (40 à 50 pct.), Amsterdam stond lang bovenaan (11 à 12 pct.). De laatste jaren (1953-55) ging echter 10 pct. der Fr. migranten naar Rotterdam, bijna evenveel als naar Amsterdam. Naar steden met meer dan 100 000 inw. ging ca. 35 pct. Vertrek is niet alleen gericht op steden; ca. 27 pct. richt zich naar uitgesproken plattelandsgebieden en neemt vaak de plaatsen in van wie vandaar migreerden.
Een dergelijke opschuiving zien wij in Lwd. Dit had 1948-54 een vestigingsoverschot t.o.v. overig Frl. van 3229 personen, maar verloor tegelijkertijd 5201 inw. aan andere provincies.
Tot 1952 levert vooral het zandgebied migranten, gevolgd door het weidegebied. Nadien verschuift zich door toenemende industrialisatie en afnemende emigratie het beeld: het weidegebied levert de meeste migranten, daarna de bouwstreek, dan het zand.