(wet der Friezen). Oudste Fr. wet, wrsch. opgesteld op de rijksdag te Aken (802-803).
DeL.F. is misschien nooit geldig geweest, maar wrsch. ontwerp voor een ons onbekende versie. De Latijnse
L.F. bevat vooral boetebepalingen; het slot is een toevoeging der ‘wijzen’ Wlemarus en Saxmundus, die ook bij enkele artikelen kanttekeningen hebben geleverd.
De L.F. heeft in eerste instantie betrekking op Westerlauwers-Frl.; enkele uitzonderingsbepalingen voor de gebieden tussen Zwin en Vlie enerzijds en Lauwers en Weser anderzijds zijn opgenomen. Sommige bepalingen nauw verwant aan die uit andere Germaanse leges, vooral uit de Lex Alamannorum.
Uitgaven: De enige overlevering is de druk bij Herold, Originum ac Germanarwn antiquitatum libri (Basileae 1557), 131-148; daarnaar gedrukt: M.G.H.L.L. iii (1925); K. von Richthofen, De L. F bezorgd door het Fr. Gen. (1866); Pb. Heek, Die Entstehung der L. F. (Stuttgart 1927).
Zie: Mem. dell’ Acad. Torino (1893), ser. 11, t. 43; Neues Archiv f. altere deutsche Geschichtsforschung, 32 (1907), 265 e.v.; Repert., 345, 369.