In het Fr. ook kofje. Rondhouten schip met platte bodem, verwant aan de tjalk, maar grotere inhoud (300 t), afwijkende tuigage, sterkere zeeg, hoog en smal roer.
De Fr. kustvaarder van 18de en 19de eeuw, vooral voor de Oostzeevaart. Bemanning zelden meer dan drie.
Tot ver in het binnenland (Joure, Gorredijk, Grouw) zijn nog na 1850 K.en gebouwd.Zie: Leeuw. Cour. (13.9.1952).