Vrij talrijk op voor- en najaarstrek, soms als broedvogel in bosrijke streken, ook op Terschelling. Zoekt voedsel in avond- en morgenschemering.
Houtsnipvangst. Naar de Jagtwet 1857 was de vangst van H.en met ‘Houwen’ in open jachttijd geoorloofd van een half uur voor tot een half uur na zonsondergang (overdag was deze jacht om praktische redenen onmogelijk).
In Gaasterland en Hemelumer Oldeferd zette men op zgn. ‘hechten’ (open plekken aan de rand van het bos) twee zgn. snipstokken (palen van 13-14 m lengte) in de grond, ca. 35 m van elkaar. Daarna werd het net (de flouw, 25 a 30 bij 10 m) opgehangen aan een scheerlijn over een katrol; de snipvanger hield het eind vast. Raakte een snip het net, dan liet de man de lijn schieten en de vogel viel, met en in het net. Vangsten van 50 stuks van 1.10-15.12 waren zeldzaam; vaak bleven ze beneden tien. Een broodwinning was het dus niet. De vangstvergunningen gaf de commissaris der Koningin kosteloos af. Art. 119 van de Jachtwet 1923 bepaalde dat in genoemde gemeenten tot 1928 ‘dagloners en arbeiders’ nog een vergunning konden krijgen voor een steeds kortere vangtijd, het laatste jaar van 15.10-15.11.