(zie Greydanus). Geslacht, afstammend van gortmolenaars op de Greyde (thans het Noord Zuidzijde) te Franeker.
In 1647 neemt Johannes de naam aan, later ook het nageslacht van zijn halfbroer Benedictus (f ca. 1693). Nog veelvuldig bloeiend in en buiten Frl.
Eerst predikanten, onderwijzers, ambtenaren, later meer boeren, kleine neringdoenden en schippers, ook intellectuelen e.a.Zie: Ned. Leeuw XLVIII (1930), 231, 267, 302, 340, 370; XLIX (1931), 47; M. R. Idema Greidanus, Het geslacht G. (1936); Ned. Patr. xxxv (1949), 36; v. d. Aav (G), 126; N.B.W. vi, 633; Romein, Naamlijst, 120, 209, 237, 348, 526.
—, Johannes, filosoof (Franeker 1630/31-4.6.1668). Praelector (1658), hoogl. (1660) te Franeker. Zijn optreden wekte veel weerstand bij de traditionele aristotelisten Munsterus en Verhel; zijn colleges waren ondanks menige cartesiaanse gedachte scholastisch van structuur; philosophia novo-antiqua. Zie: Galama, Wijsg. Onderwijs, 100-105.