Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

GEMEENTE

betekenis & definitie

Bestuursinrichting na 1795. Ook in de steden en grietenijen werden febr. 1795 nieuwe besturen gevormd, resp. municipaliteiten, gerechten (30.5.1795) en raden der G. (mrt. 1798) genoemd.

De laatste werden benoemd, de vorige (getrapt) gekozen. Het Reglement van 1.10.1802 liet de G.-besturen en de gecommitteerden weer kiezen, maar de colleges van burgemeester en wethouders, die de steden der eerste klasse (d.i. boven 5000 inw., dus Lwd., Harlingen en Sneek) apr. 1807 kregen, werden weer door de Koning benoemd.

Ook het, in 1802 wat losgelaten, toezicht werd weer strenger door de eis van goedkeuring der begrotingen, rekeningen en strafkeuren. De 32 plattelands-G.n. werden 1811 verdeeld in 80 mairiën, evenals de 11 steden bestuurd door maire en adjoints, met als adviescollege een benoemde conseil municipal.

De provisionele besturen van dec. 1813 brengen de steden burgemeester en vroedschap en de dorpen schout en raad der G. De restauratie van 1815 bracht scheiding van wetgevende en uitvoerende macht, door de laatste aan de colleges van burgemeesteren, resp. grietman en assessoren te geven (de grietenijen werden 1.10.1816 hersteld).

Zowel de reglementen van 1815 als de meer uitgewerkte van 1824 (steden waar het dagelijks bestuur voortaan uit burgemeester en wethouders bestaat) en 1825 (platteland) kenmerkten zich door geringe volksinvloed bij verkiezing en besluitvorming. Vooral de grietmannen waren welhaast even machtig als voor 1795. zie Grietenij.Zie: Vr.F. XVII (1890), 341-421; V.M.O.V.R. ix, 318 e.v.; Gesch. atlas van Ned.

Bestuurstaak. De bestuurstaak was in de 19de eeuw op het Fr. platteland betrekkelijk gering; in de steden had ze meer betekenis. De G.-wet (1851) heeft de G.n meer armslag gegeven, waarvan eerst langzamerhand gebruik is gemaakt. In 1826 beperkte bijv. de taak van de grietenij Baarderadeel zich vrijwel tot politie, armenzorg (in de engste betekenis), zorg voor wegen en dijken en lager onderwijs; in 1856 was daar krankzinnigenzorg en vaccinatie bij gekomen. De stad Lwd. verzorgde in 1826 ook reeds publieke wandelplaatsen, drinkwatervoorziening, straatverlichting, stadsreiniging, muziekonderwijs en geneeskundige hulp voor armen; in 1856 o.m. ook een badinrichting.

Tussen 1850 en 1950 breidden de G.lijke bemoeiingen zich enorm uit» vooral op de terreinen van sociale zorg, volksgezondheid, volkshuisvesting, volksontwikkeling en -opvoeding. In 1856 bedroeg het budget van de G.n Baarderadeel en Lwd. resp. ƒ 22 088,745 en ƒ 327 089,20®, in 1956 resp. ƒ 829 523,64 en ƒ 15 962 295. Vele G.lijke bemoeiingen zijn later door het Rijk overgenomen, waarbij voor de G.n dikwijls een belangrijke regelende en uitvoerende taak bewaard bleef.

Een eigen karakter draagt de bestuurstaak in Frl. nauwelijks. Wel brengt de bijzondere G.lijke indeling haar eigen problemen en voordelen bij de vervulling dier taak mee.

Zie: F. A. Helmstrijd e.a., 100 jaren G.-wet, 1851-1951 (Alphen aan de Rijn, z.j.).

< >