De Fr. geref. kerk der Republiek ging steeds meer nadruk op de leer leggen; na ca. 1600 is het gezag der F. sterk toegenomen. Niet alleen predikanten en schoolmeesters moesten de Heidelbergse Catechismus en de Nederlandse geloofsbelijdenis ondertekenen, ook de Franeker professoren.
De bijbel werd uitgelegd naar deF. J. Bogerman en S. Lubbertus bevorderden dit, anderen (Daniël Johannis Snecanus) kwamen erdoor in moeilijkheden. Toen de synode te Lwd. van 1619 alle aanwezigen liet tekenen, weigerden maar enkele predikanten. De vijf Dordtse leerregels golden, maar de Staten hielden de invoering der kerkorde tegen. Lang zijn de F. in naam gehandhaafd, maar oogluikend is veel toegelaten. In de gedrukte wetten zijn de F. niet opgenomen. Over het F.-gezag is in de 18de eeuw veel gestreden (H. Venema), in de 19de blijkt er praktisch niets van overgebleven. Behalve de F. van Enigheid waren er doop- en huwelijks-F., maar er bestond vrij veel willekeur. Zie: F. S. Knipscheer, De invoering en waardering der geref. belijdenisgeschriften in Ned. vóór 1618 (Leiden 1907); Cuperas, Kerkelijk leven 11; J. Lindeboom, De confessionele ontwikkeling der reformatie in de Nederlanden (Den Haag 1946).